Sandberglezing 2010

De Sandberlezing 2010 werd vrijdag 26 november gehouden door Prof. dr. Renée van de Vall, onder de titel ‘Tastend zien, Globalisering en gelijktijdigheid in hedendaagse kunst’. De lezing sloot aan bij de tentoonstelling Zienderogen, over het thema ‘waarneming’ .
Van de Vall begon haar betoog aan de hand van een recente ervaring in de Indiase ambassade waar zij, binnen een gehaaste Nederlandse stad, plotseling werd geconfronteerd met de Indiase omgang met tijd, alsof ze in ‘een ander soort tijd(bel)’ terecht was gekomen. Een gelijksoortig ‘out of joint’ gevoel ondervond zij twee jaar eerder tijdens Manifesta 7 in Bolzano bij installaties van het Indiase Raqs Media Collective met ‘Rest of Now’.
In deze installaties, in een oude aluminiumfabriek, met nog Mussolini reminiscenties, was ook gebruik gemaakt van materiaal uit de fabriek zelf: stof, puin, beschimmelde muren, een telefooncentrale. Met actuele kunst in zo’n oude fabriek, die met de tentoonstelling een nieuwe functie heeft gekregen en waarbij het gebouw zelf ook onderdeel is geworden van de tentoonstelling, is er sprake van een vooruitgangsproces. Een vooruitgangsproces met een extract en een residu.
Rest of Now werd gemengd ontvangen, het werk leek in zo’n monumentaal gebouw te verdrinken en de kritiek was dat het daardoor te afstandelijk, te steriel en intellectueel overkwam. Daarbij kan de vraag rijzen in hoeverre deze afstandelijke, en ‘journalistieke’ intellectuele kunst in artistiek opzicht nog interessant is.
Van de Vall hanteert hierbij het begrip ‘Gestalt-shift’, in vergelijking met Kants ‘esthetische Idee’, waarbij de kunst ‘zelf’ nadenkt. De kunst denkt na door: ervaringen te ensceneren, de toeschouwer iets te laten doen en daardoor een ‘Gestalt-shift’ teweeg te brengen in de patronen die de ervaring ‘vormgeven’.

Een volgende voorbeeld is het project ‘The Dialogue Remains’ over de bouw van een volledig nieuwe wijk in Kalkota (Calcutta) waarvoor alle oude woningen waren gesloopt, op één na. Eén arbeider weigerde zijn woning te verlaten. De nieuwbouw werd door Ranuh Gosh filmisch afgetast en op een beeldscherm in het ene resterende huis vertoond. In dit huis werd eveneens gefilmd waarbij het beeldscherm (met de film van de nieuwbouw) prominent in beeld bleef. Dit project is volgens Van de Vall interessant vanwege het extra aanzetten van (verschillende) tijdsbeleving – twee tijdsbeelden, van de snelle dagelijkse (hedendaagse bouw-) bedrijvigheid en binnenshuis een heel andere bedrijvigheid, niet de snelle dagelijkse, maar met de tijd van een generatie, met een meditatieve tijd. In de film, of de installatie zoals we het oude huis met het beeldscherm haast kunnen ervaren, ontstaat, naast ‘buitentijd’ en ‘binnentijd’, nog een derde tijdservaring, een ‘tussentijd’. Deze derde ervaring kunnen we zien als resultante, als een derde, geëvoceerd perspectief.
Een paar aspecten spelen daarbij in The Dialogue Remains, als ‘filmervaring’ (Vivian Sobchak) een rol: 1) van binnenuit meekijken met de blik van een ander, 2) maar daar ook tegen aan kijken, 3) dubbelheid verdubbeld in de installatie, 4) uitwisseling tussen twee blikken: diffuse en intense quasi-zintuiglijke ervaringen, 5) aandacht verdeeld over twee perspectieven en teruggebogen naar eigen positie.
Van de Vall spreekt hierbij van een synesthetische ervaring, deze leidt tot zelfreflectie en maakt daardoor iets duidelijk. Zelf werkt zij graag met het begrip ‘performatieve articulatie’. Daarin gaat het om het aanbrengen/ontwaren van vorm, gelaagdheid en structuur in de vormloze gewaarwording, en wel door iets te doen. Performatieve articulatie verondersteld dat waarneming ook altijd vormgeving is. Analoog aan bijvoorbeeld het geurkoffertje (Bruno Latour): door technische bemiddeling en lichamelijke training van geurverschillen “kan je in dat doen geen scheiding aanbrengen tussen subject en object: in het doen vorm je zowel nieuwe zintuigen als nieuwe zintuiglijke werelden”.

Hoe kunnen we nu het tijdsbegrip omschrijven in het eerdere voorbeeld van ‘Rest of Now’ ? “The ‘rest of now’ is the residue that lies at the heart of contemporaneity. It is what persists from moments of transformation, and what falls through the cracks of time.” (Raqs Media Collective 2008) Samenvattend, in relatie tot deze ‘Performatieve articulatie van tijd’, onderscheidt Van de Vall de volgende punten:
– De term ‘tijdschap’ (Marli Huijer). Zoals we de term landschap hanteren kunnen we equivalent daaraan voor het begrip tijd de term tijdschap gebruiken, waarbij de tijd dan, evenals in een landschap, een veelheid aan vormen, structuren en dergelijke laat zien, of misschien beter in dit geval: ervaren. De tijd wordt bemiddeld door allerlei zaken als de klok, het spoorboekje, licht en donker, honger, slaap. Maar ook kunst kan daar invloed op hebben, zoals we bij Rest of Now en The Dialoque Remains hebben gezien.
– In plaats van ‘tijdschap’ zou je ook tijdervaring met een muziekstuk kunnen vergelijken (Susanne Langer), met harmonieuze/disharmonieuze klanken, snel en langzaam et cetera.
– Tijd zouden we ook kunnen beschouwen als een archeologische vindplaats, met ook weer de verschillende perspectieven/ervaringen, zoals je in een oud interieur bijvoorbeeld een Ikea kast kunt tegenkomen en we een ‘multitemporaliteit van het heden’ kunnen ervaren (Laurent Olivier).
– Bij Rest of Now, met Indiase kunstenaars in een Italiaanse aluminiumfabriek is thematisch sprake van globalisering, maar ook: “Hedendaagse kunst gaat niet alleen vaak over globalisering, met alles wat dat proces betekent voor onze noties van tijd en geschiedenis, ze is daar zelf onderdeel van”.
– Een andere, historische benadering van een mogelijk conflictueuze heterogeniteit van tijdservaringen is: ‘de tijd die uit de pas loopt met zichzelf’ (Dipesh Chakarabaty).

“Net als filosofie, wetenschap of journalistiek probeert kunst iets te begrijpen van de wereld, van onze relaties tot die wereld, tot andere mensen, tot onszelf. Kunstwerken hebben betekenis, niet alleen doordat ze letterlijk iets zeggen, al doen ze dat vaak, maar ook en vooral doordat ze ervaringen ensceneren. Dat ensceneren wil zeggen dat kunstwerken een omgeving creëren waarin je uitgenodigd wordt om bepaalde ervaringen op te doen – en die doe je op door iets te doen, door te kijken, te luisteren, te lopen, aan te raken, te lezen, soms een muis of controller te bewegen. Kunstwerken zijn performatief in de zin dat ze iets teweegbrengen: en ze brengen teweeg door jou iets te laten doen, al is dat zo mimimaal als het opslaan van een oog. In dat doen kan het gebeuren dat er iets verschuift in hoe je de wereld beleeft of voorstelt of begrijpt – bijvoorbeeld doordat de ervaring je voor een raadsel stelt. Wanneer die Gestalt-shift, door iets te veranderen aan de basale patronen die onze ervaring vormgeven, iets over die patronen duidelijk maakt, raakt kunst niet alleen aan filosofie, maar voegt daar ook iets aan toe”.

Renée van de Vall is bijzonder hoogleraar Letteren en Kunst, Faculteit der Cultuur- en Maatschappijwetenschappen, Universiteit Maastricht.en hield haar inauguratierede eerder dit jaar onder de titel ‘ Het opslaan van een oog. Tijdelijkheid en ongelijktijdigheid in hedendaagse kunst (mei 2010). Eerdere Sandberglezingen werden gehouden door Max Arian, Peter Sonderen, Gijs Frieling, Henk Slager en Thijs Lijster.

Dit bericht is geplaatst in lezingen-debatten. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *